Wet Meer zekerheid flexwerkers wil meer zekerheid voor werkenden en ondernemers

Wet Meer zekerheid flexwerkers wil meer zekerheid voor werkenden en ondernemers

De internetconsultatie voor de wet Meer zekerheid flexwerkers is online gezet. Met deze wet worden maatregelen getroffen voor meer zekerheid voor werkenden en meer wendbaarheid voor ondernemers. Zo staan er regels voor tijdelijke contracten en een versterking van de positie van oproep- en uitzendkrachten. "Vooral werknemers met een tijdelijk contract of oproepbaan hebben behoefte aan meer zekerheid over hun loon én rooster. Daarom is het belangrijk om de regels aan te scherpen, zodat je voor structureel werk in principe een vast contract krijgt", stelt minister Karien van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Met een flexwerker wordt een werknemer bedoelt met een zogeheten ‘flexibel’ arbeidscontract. Dit is bijvoorbeeld een uitzendkracht of een werknemer met nulurencontract. In het wetsvoorstel worden nulurencontracten afgeschaft en komen er vaste en tijdelijke basiscontracten met een minimumaantal uur voor in de plaats. Ook wordt er een norm aan de extra beschikbaarheid gesteld. Zo is het geen verplichting om buiten afgesproken werktijden te komen werken. Het voornemen is om het basiscontract voor onbepaalde tijd onder de lage WW-premie te brengen wat betekent dat werkgevers minder kwijt zijn aan premies.

Draaideurconstructie

Het doel van de wet Meer zekerheid flexwerkers is om de zogenoemde ‘draaideurconstructies’ te voorkomen. In de huidige ketenbepaling is het zo dat een werknemer na 3 jaar of na 3 aaneengesloten tijdelijke contracten bij dezelfde werkgever een vast contract verdient. Krijgt de werknemer geen vast contract, vindt er een tussenperiode van 6 maanden plaats waarna de werknemer opnieuw kan beginnen met de tijdelijke contracten. In het wetsvoorstel wordt deze tussenperiode verlengt naar vijf jaar. Deze termijn van vijf jaar geldt ook bij fase A en B bij uitzenden.

Gelijkheid voor hetzelfde werk

In het wetsvoorstel is er meer gelijkheid tussen uitzendkracht en werknemer bij de inlener. Uitzendkrachten en werknemers dienen ten minste hetzelfde te verdienen voor hetzelfde werk. Daarnaast worden de uitzendfasen verkort: fase A gaat van 78 weken naar 52 weken en fase B gaat van 6 contracten en 4 jaar, naar 6 contracten in 2 jaar. Na deze periode moet de uitzendkracht een vast contract krijgen bij het uitzendbureau.

Uitzonderingen

Voor seizoensarbeid gelden in het wetsvoorstel andere regels. Per cao kan een onderbrekingstermijn van 3 maanden worden afgesproken voor functies die maximaal 9 maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend. Voor scholieren en studenten geldt ook een uitzondering. Zo mogen zij op oproepbasis blijven werken. Ook blijft voor scholieren en studenten van 18 jaar en ouder een onderbrekingstermijn van 6 maanden gelden. Dit geldt voor zowel fase A als fase B.

De internetconsultatie staat open tot 4 september.