Volgens Van Boggelen is de schoonmaakbranche onderweg, maar nog niet op de bestemming. 'We zijn niet meer het putje van de arbeidsmarkt en er wordt niet vaak meer gestaakt, maar we zijn zeker ook nog geen volledig gerespecteerde branche. Er is veel verbeterd, maar er moet nog een schepje bovenop.'
Positie schoonmaker verbeterd
Hij verwijst naar het verleden, waarin de schoonmaakbranche vooral bekend stond om lage lonen, hoge werkdruk en vooral een gebrek aan respect voor de schoonmaker. 'Denk aan de stakingen van ruim tien jaar geleden. Toen ging het echt over fundamentele zaken: mensen voelden zich niet gezien, werkdruk was torenhoog en de schoonmaker was letterlijk en figuurlijk onzichtbaar.'
Sindsdien is er volgens hem veel veranderd. De Code Verantwoordelijk Marktgedrag heeft wat hem betreft bijgedragen aan betere aanbestedingspraktijken, langere contractduur en meer aandacht voor kwaliteit.
'Schoonmaakbedrijven zijn zelfbewuster geworden, opdrachtgevers kijken evenwichtiger naar prijs en kwaliteit en bovenal is de positie van de schoonmaker verbeterd.' Maar tegelijkertijd constateert hij dat we er nog niet zijn. Dat was dan ook reden om De Reus en Dingelstad aan het werk te zetten.
Vijf richtaspecten
Het document dat zij opstelden bevat vijf richtaspecten die volgens de schrijvers samen een ketting vormen. 'Alleen door ze gezamenlijk op te pakken, kan het vak van schoonmaker echt transformeren tot een gewaardeerd beroep', staat in het rapport.
Hoewel het rapport geen beleidsstatus heeft, ziet Van Boggelen het als een waardevolle inspiratiebron. 'We hebben het niet overgenomen, maar wel gebruikt om ons denken te scherpen', zegt hij. 'Het helpt ons om de stip op de horizon te bepalen: hoe maken we van schoonmaak een gerespecteerd beroep?'
1. Opleiden: van basisvakopleiding tot comfortspecialist
De cao schrijft voor dat elke schoonmaker binnen een jaar een basisvakopleiding moet volgen. In de praktijk gebeurt dat lang niet altijd, zegt de voorzitter. 'Ik schat dat de helft van de mensen die een jaar in de schoonmaak werken, die opleiding nog niet heeft gehad. Dat is zorgelijk.’
We zijn niet meer het putje van de arbeidsmarkt en er wordt niet vaak meer gestaakt, maar we zijn zeker ook nog geen volledig gerespecteerde branche.”
Volgens Van Boggelen ligt de oplossing in een combinatie van controle door de cao-politie, net als de Code ook binnen de RAS gesitueerd, en motivatie. 'Je kunt wel zeggen dat het verplicht is, maar als er geen prikkel is, gebeurt het niet. Vroeger kreeg je een ‘diplomakwartje’ als je de opleiding had afgerond. Dat werkte. Nu is er geen beloning meer, en dus ook minder motivatie.'
Daarnaast pleit hij, net als de opstellers van het rapport, voor een breder vakkenpakket, waarmee schoonmakers kunnen doorgroeien tot servicemedewerker of comfortspecialist. 'Dat vraagt om meer dan alleen vaktechnische kennis. Denk naast sociale vaardigheden, betere communicatie en het kunnen lezen van contracten ook aan aanvullende kleine kortdurende, al dan niet schoonmaakgebonden, activiteiten. Ook voor leidinggevenden is dat cruciaal. ‘Onboarding’ verdient meer aandacht want nieuwe medewerkers worden te vaak in het diepe gegooid. Een instructie, voorafgaand aan de cao-verplichte opleiding, eventueel via e-learning in meerdere talen, kan al veel verschil maken. Dit naast voldoende aandacht en begeleiding van de leidinggevende natuurlijk.’
2. Belonen: een vak verdient waardering
Het rapport stelt dat uitvoerende medewerkers minimaal twintig procent boven het wettelijk minimumloon moeten verdienen en leidinggevenden zelfs vijftig procent. Van Boggelen nuanceert: 'Als Code bemoeien we ons niet met cao-onderhandelingen. Maar we zeggen wel: wil je goede mensen aantrekken en behouden, dan moet je marktconform belonen.'
Hij wijst op het risico van een branche die te dicht tegen het minimumloon aan zit: 'Dat maakt het vak onaantrekkelijk. Zeker voor leidinggevenden, die ook elders aan de slag kunnen. Beloning is dus niet alleen een kwestie van rechtvaardigheid, maar ook van strategisch werkgeverschap.'
3. Dagschoonmaak als de norm
Ook het verschuiven van schoonmaakwerk naar kantoortijden komt in het rapport aan bod. Van Boggelen: 'Dagschoonmaak zorgt voor zichtbaarheid, waardering en veiligheid. Schoonmakers voelen zich gezien en gewaardeerd. En gebouwgebruikers waarderen de schoonmaak meer.' Hij pleit voor een normering vastgelegd in de Code: 'Laat dagschoonmaak de standaard zijn. Als het echt niet kan, moet je dat uitleggen. Dat moeten we in de Code vastleggen. Anno 2025 zijn we daar wel aan toe.'
Ook in het rapport genoemde loontoeslagen buiten kantoortijden kunnen wellicht helpen. 'Maak het financieel onaantrekkelijk voor opdrachtgevers om ’s avonds of ’s nachts te laten schoonmaken. Dat dwingt hen om anders te denken.'
4. Herzien van prestatie-indicatoren
Volgens Van Boggelen moeten schoonmaakbedrijven hun prestatie-indicatoren herzien. 'Het gaat niet alleen om winst, maar ook om medewerkerstevredenheid, ziekteverzuim en verloop. Dat zijn minstens zo belangrijke kpi’s. Het zal ongetwijfeld een verspreking zijn, maar sommige schoonmaakdirecteuren hebben het nog steeds over ‘handjes’. Dat zegt impliciet wel over hoe ze tegen schoonmaakmedewerkers aankijken.'
Hij ziet schoonmaakbedrijven juist als maatschappelijke spelers. 'We bieden werk aan mensen die vaak kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt. Dan heb je ook een verantwoordelijkheid om te investeren in hun ontwikkeling en bestaanszekerheid.'
5. Communicatie: schoonmaak als investering, niet als kostenpost
In het rapport wordt gepleit voor publiekscampagnes om de waarde van schoonmaak zichtbaar te maken. Van Boggelen erkent het belang van zulke campagnes, en ziet dit graag in een structurele, onderbouwde aanpak. 'Campagnes zijn mooi, maar ze zijn tijdelijk. Wat we nodig hebben is iets duurzaams: rekenmodellen die aantonen wat schoonmaak werkelijk oplevert.'
Volgens hem gaat het niet alleen om hygiëne, maar ook om mentale beleving. 'Een schoon gebouw voelt nu eenmaal beter. Mensen functioneren beter in een verzorgde omgeving. Dat is onderzocht, bijvoorbeeld op stations: alleen al de aanwezigheid van een schoonmaker verhoogt de beleving van netheid.'
Hard maken
Van Boggelen wil toe naar modellen die het rendement van schoonmaak inzichtelijk maken voor opdrachtgevers. 'Wat doet goede schoonmaak met ziekteverzuim, productiviteit, klanttevredenheid? Kunnen we dat koppelen aan data? Als we dat hard kunnen maken, verandert schoonmaak van kostenpost in investering.'
Hij ziet kansen in sectoren als onderwijs en zorg, waar de impact van een schone omgeving direct voelbaar is. 'Op scholen bijvoorbeeld: wat doet een schone leeromgeving met leerlingen en docenten? Dat soort vragen moeten we durven stellen én beantwoorden.'
Belang van goed contractmanagement
Naast de richtaspecten uit het rapport, wijst Van Boggelen ook op het belang van goed contractmanagement. 'Aanbesteden is één ding, maar hoe je daarna samenwerkt is minstens zo belangrijk', benadrukt hij.
Hoewel prijsafspraken wettelijk niet zijn toegestaan vanwege mededingingsregels, ziet Van Boggelen ruimte voor een andere aanpak. 'We normeren geen prijzen, maar we maken binnenkort wel transparant wat een schoonmaakuur kost op basis van cao-afspraken, werkgeverslasten en een redelijke opslag voor toezicht en winst. Dat is geen prijsafspraak, maar een rekensom op basis van openbare bronnen.'
We normeren geen prijzen, maar we maken binnenkort wel transparant wat een schoonmaakuur kost op basis van cao-afspraken, werkgeverslasten en een redelijke opslag voor toezicht en winst.”
Volgens hem is ook daar het principe: pas toe of leg uit. 'Als een opdrachtgever, intermediair of inschrijver onder dat bedrag zit, moet hij kunnen uitleggen hoe dat kan zonder dat het ten koste gaat van de mensen. Als dat niet helpt komen we terug om dat te toetsen, bijvoorbeeld met een werklastberekening en medewerkerstevredenheidsonderzoek.'
Oude denken
Volgens Van Boggelen is het voor de schoonmaakbranche nog geen tijd om achterover te leunen. 'We horen nog te vaak termen als 'handjes' in plaats van 'medewerkers'. Dat zegt iets over hoe diep het oude denken nog zit. We moeten verder: naar een branche waarin schoonmakers, zoals ook het rapport aangeeft, permanent worden opgeleid, gewaardeerd en zichtbaar zijn. Een branche waarin niet over maar mét schoonmakers wordt gepraat. Waar hun ideeën een rol spelen bij de uitvoering van het dagelijkse werk. Waar dagschoonmaak de norm is en waar mensen met trots op een verjaardag zeggen dat ze in de schoonmaak werken. Dat is het normaliseren van de schoonmaak. Net als bij kantoorbanen moet het vanzelfsprekend zijn dat je overdag werkt, dat je ontwikkelt en dat je perspectief hebt. Dat alles is geen rocket science.'