De Reus begon zijn loopbaan als productmanager bij een regionale groothandel. Eén van diens klanten was het regionale schoonmaakbedrijf Buscho. Zij wisten hem over te halen om bij hen aan de slag te gaan. ‘Ik had al wel gezien dat de schoonmaak een bijzondere branche was, waar de mogelijkheden voor het oprapen lagen.’
Van cursist tot Raad van Advies bij SVS
In zijn tijd bij Buscho kwam De Reus al snel in aanraking met het toen net opgerichte opleidingsinstituut SVS. Hij volgde vrijwel alle beschikbare cursussen en werd uiteindelijk benaderd met de vraag om een opleiding tot docent te volgen. Zodra hij dit diploma behaald had, begon hij met het geven van cursussen. Aanvankelijk aan uitvoerende schoonmakers en later ook aan het midden- en hoger kader, en aan VSR-kwaliteitscontroleurs en -inspecteurs.
De Reus: ‘Wat mij altijd zal bijblijven, is een ledenbijeenkomst van de toenmalige OSB. Iemand uit het publiek vroeg het woord en zei: ‘Ik heb mijn succesvolle schoonmaakbedrijf te danken aan de opleidingen die ik heb mogen volgen. Ik heb veel cursussen gehad van één docent, maar heb hem nooit kunnen bedanken. En nu zit die docent hier en wil ik hem persoonlijk danken voor zijn overgebrachte kennis.’ Tot mijn verbazing kwam hij naar mij toe en omhelsde mij onder groot applaus van de aanwezigen. Ik vond dit een heel bijzondere ervaring.’
Helaas is het mij niet gelukt om de aandelen van de RAS in handen te krijgen van de directie van SVS. Ik voel dit als een jammerlijke persoonlijke mislukking. ”
Zijn betrokkenheid bij de SVS intensiveerde toen het RAS-bestuur De Reus vroeg om als onafhankelijk lid toe te treden tot de Raad van Advies van het opleidingsinstituut. ‘Dit heb ik met veel genoegen vele jaren gedaan’, zegt hij. ‘Helaas is het mij niet gelukt om de aandelen van de RAS in handen te krijgen van de directie van SVS. Ik voel dit als een jammerlijke persoonlijke mislukking. Het zou voor de branche een geweldig gebeuren zijn geweest.’
Betrokkenheid bij schoonmaakbranche
Ook op andere manieren raakte De Reus betrokken bij de schoonmaakbranche. Zo nam hij deel aan verschillende werkgroepen bij werkgeversorganisatie OSB (nu Schoonmakend Nederland). ‘Wat grappig is, is dat ik heb meegedaan aan de verkiezing voor een nieuwe naam voor de twee fuserende werkgeversverenigingen. Ik ontving als prijs een gouden Dupont sigarettenaansteker, maar ik rook helemaal niet’, vertelt hij lachend.
Tevens nam hij deel aan de werkgroep van VSR voor het ontwerpen van een kwaliteitmeetsysteem in samenwerking met TNO. ‘Ik vind het geweldig om aan de wieg te hebben gestaan van het enige kwaliteitmeetsysteem dat door alle marktpartijen gedragen en geaccepteerd wordt. Het zat zo goed in elkaar, dat het Nederlands Normalisatie Instituut er een nationale norm van maakte: NEN 2075’, aldus De Reus. Hij voegt daaraan toe: ‘In deze tijd is er een warme relatie ontstaan met VSR. Ik denk dat de meeste branchegenoten geen idee hebben hoeveel kennis daar inmiddels vergaard en vastgelegd is. Mijn oproep aan hen: maar hier gebruik van.'
Ophef om samenwerkingsverband
De Reus begint over het oprichten van CKB, ook in zijn tijd bij Buscho. ‘Dat was een samenwerkingsverband tussen zeven regionale schoonmaakbedrijven verdeeld over Nederland, die gezamenlijk tegenwicht wilden bieden aan de grote, landelijke schoonmaakbedrijven’, legt De Reus uit.
‘We hebben een aantal keer met een grote CKB-stand deelgenomen aan de Interclean. Het gaf veel ophef in de branche. Misschien was het te vroeg voor succesvol opereren, want helaas bestaat het niet meer.’
Conflict met aandeelhouders
Aan zijn tijd bij schoonmaakbedrijf Buscho kwam een einde toen de aandeelhouders hun kinderen sleutelposities in het bedrijf wilden geven. ‘Daar was ik het niet mee eens’, blikt De Reus terug. ‘Dat leidde tot een conflict en dat zorgde er uiteindelijk voor dat ik ontslag nam. Daar heb ik - voor het eerst in m’n leven - een slapeloze nacht om gehad. Samen met een ijzersterk team hadden we Buscho laten uitgroeien tot een toonaangevende organisatie die de strijd met de grote, landelijke schoonmaakbedrijven uitstekend kon winnen.’
In de tien jaar die hij aan het roer stond van het schoonmaakbedrijf, zag hij ‘vreselijk slechte contracten’ voorbijkomen. ‘Vaak in het nadeel van zowel afnemer als leverancier. In die jaren begon het al te kriebelen om een vakkundige schakel te vormen tussen afnemers en leveranciers, om een perfect dienstverleningscontract te creëren in het belang van beide partijen. Met als sterke randvoorwaarden dat de uitvoerend medewerker niet wordt uitgebuit. Daarmee bedoel ik: dat ze niet steeds meer vierkante meter binnen de beschikbare tijd moeten schoonmaken, tegen een laag loon en zonder voldoende begeleiding.’
Het startersavontuur
Dat leidde in 1988 tot de oprichting van zijn adviesbureau Int-Ext Verblijfsmilieu-behartiging. Begonnen achter een zelfgebouwd bureau op de vrijgekomen slaapkamer van zijn dochter. Hij vertelt: ‘Het was een spannende tijd: van een riante baan naar terugvallen op niets. Mede dankzij mijn vrouw, die de eerste maanden voor het inkomen zorgde, en het lesgeven bij SVS, hebben we dit startersavontuur goed doorlopen.’
De Reus vertelt dat het schoonmaakbedrijf dat hij verlaten had, hem al vrij snel weer terug probeerde te krijgen. Maar zonder succes. ‘Ik zag voldoende kansen om met mijn eigen bedrijf door te gaan.’ En daar kreeg hij gelijk in. Na een paar maanden werd De Reus voor een ‘bijzonder grote klus’ gevraagd: de Jaarbeurs in Utrecht. Samen met collega-SVS-docenten Jan de Vries en Arie Goedhart maakte hij een offerte voor alle gewenste activiteiten. Deze werd op basis van vertrouwen direct gegund. ‘Er volgde een tijd van vreselijk hard werken, met vallen en opstaan. We maakten veel meer uren dan was begroot’, blikt De Reus terug.
De start van ATIR
Tijdens het project bij de Jaarbeurs stelde Arie Goedhart op enig moment voor om met z’n drieën een nieuw adviesbureau op te richten. De Reus vertelt dat hij daar wel even over na moest denken, maar na overleg met een aantal van zijn klanten, werd uiteindelijk de knoop doorgehakt. In 1990 werd Advies- Trainings- en Innovatie-instituut voor Reinigingsvraagstukken (ATIR) een feit.
‘We wilden een maatschappelijk relevante bijdrage leveren aan de schoonmaakbranche’, vertelt De Reus. ‘Onze visie was gebaseerd op drie uitgangspunten, en dan ook in deze volgorde van belangrijkheid: medewerkerstevredenheid, klanttevredenheid en gezond rendement – en dus nadrukkelijk geen winstmaximalisatie.’
Van scepsis naar vertrouwen
‘Eerst was er veel scepsis’, vervolgt hij zijn verhaal, ‘maar die verdween toen de branche erachter kwam dat de door ons bemiddelde contracten realistisch en voor alle betrokkenen interessant waren. De hoeveelheid werk nam toe, dus namen we onze eerste collega, Lydia Huizinga, aan. In de jaren daarna zagen we een toestroom van honderden grote klanten in zowel de zakelijke als de overheidsmarkt. Dat zorgde ervoor dat het aantal collega’s gestaag doorgroeide tot ongeveer dertig. Allemaal toppers.’
Eerst was er veel scepsis, maar die verdween toen de branche erachter kwam dat de door ons bemiddelde contracten realistisch en voor alle betrokkenen interessant waren. ”
Tegelijkertijd zagen de mannen van ATIR het aantal concullega’s toenemen. ‘Daar zaten een aantal hele goede bij, zoals Coen Verhoeven en partners, en Wim Dingelstad met CSG. Maar er waren ook veel prutsers die vreselijk slechte contracten op de markt brachten met alleen hun eigen gewin als doel’, aldus De Reus.
Alhoewel het goed ging met het bedrijf, mislukten er ook weleens projecten. Zo vertelt De Reus over hun poging om een ‘Nederlands Schoonmaakhuis’ te realiseren, waar SVS, VSR en OSB gezamenlijk onderdak zouden krijgen. ‘In eerste instantie was er veel interesse en werd er enthousiast meegewerkt. Maar uiteindelijk werden er geen knopen doorgehakt, waardoor we de optie op een stuk bouwgrond verloren en het project strandde.’
Inzet voor de schoonmaak
Ondertussen bleef de Reus zich op verschillende manier inzetten voor de schoonmaakbranche. Naast zijn betrokkenheid bij VSR en docentschap bij SVS, werkte hij onder meer mee aan de Code Verantwoordelijk Marktgedrag. Hij vertelt: ‘Samen met Kees Blokland heb ik uren besteed aan het zoeken naar de juiste koers voor de commissie. Jarenlang bleef ik daarin actief en onlangs heb ik nog een rapport voor hen geschreven over de toekomst van de schoonmaakbranche.’
Ook was hij ruim negen jaar voorzitter van de Facilitaire Managers in de Gezondheidszorg (FMG). ‘Toen ik daarvoor werd gevraagd, was ik argwanend over waarom men mij benaderde. Zou ik iets positiefs kunnen bijdragen aan deze club? Maar na het bijwonen van enkele bestuursvergadering heb ik de functie aanvaard. Uiteindelijk heb ik negen ontzettend leuke jaren leidinggegeven aan een zeer vakbekwaam bestuur. Tijdens een groot FMG-congres werd ik als voorzitter uitgezwaaid. Het was het op één na mooiste afscheid dat ik in mijn carrière heb ervaren.’
Het mooiste afscheid
Met stip op nummer één staat zijn vertrek bij ATIR op 16 januari in 2010, zo’n twintig jaar na de start van het bedrijf. ‘Na de overdracht van mijn aandelen en het beëindigen van mijn rol als leidinggevende bij ATIR, vond een onvergetelijk afscheidsfeest plaats. In een warme en feestelijke sfeer kwamen collega’s, oud-collega’s, familie en vrienden samen om dit bijzondere moment te vieren. Aansluitend volgde een drukbezochte receptie, waar ook klanten, branchegenoten en mededocenten aanwezig waren.’

Hij vervolgt: ‘Tijdens deze receptie werd ik meerdere keren toegesproken, met als absoluut hoogtepunt de overhandiging van een eigen glossy magazine met de titel André. Een prachtig gebaar, gevuld met persoonlijke interviews van collega’s en klanten.’
Ridder in de Orde van Oranje-Nassau
Maar zijn afscheid van ATIR betekende nog geen definitief afscheid van de schoonmaakbranche. Hij bleef actief via onder meer commissiewerk, het verzorgen van seminars en het schrijven rapporten voor diverse organisaties.
Zijn tomeloze inzet voor de schoonmaak bleef niet onopgemerkt: in 2017 ontving De Reus een lintje en werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Daarover zegt hij: ‘Aanvankelijk reageerde ik wat gereserveerd, maar nu ben ik er best trots op. Het lintje heb ik opgedragen aan de ongeveer 200.000 schoonmakers die dit land rijk is. Door hen altijd centraal te stellen, heb ik succesvol kunnen werken.’
Met voldoening en vertrouwen
Ook de afgelopen jaren zette hij zich nog in voor het schoonmaakvak. Zo voerde hij in 2023 en 2024 namens SVS, samen met Lydia Huizing en Frans Tijsse Klasen, twee omvangrijke internationale onderzoekstrajecten uit binnen het Erasmus+-programma van de Europese Unie. ‘Dit deden we namens Nederland, in samenwerking met schoonmaakexperts uit Hongarije, Estland, Finland en Frankrijk. Tijdens deze kennisuitwisseling werd opnieuw duidelijk dat Nederland tot de wereldtop behoort op het gebied van schoonmaakkennis’, zegt hij.
Afsluitend: ‘Daarnaast heb ik samen met Wim Dingelstad – mijn opvolger bij de Code Verantwoordelijk Marktgedrag – een visiedocument opgesteld over de toekomst van de schoonmaakbranche. Het is bijzonder om op tachtigjarige leeftijd met voldoening terug te kijken op mijn loopbaan en met vertrouwen de toekomst van de branche tegemoet te zien. Dat is toch iets om trots op te zijn?’