Hago Zorg stelt arbodienst aansprakelijk voor slechte begeleiding

Hago Zorg stelt arbodienst aansprakelijk voor slechte begeleiding

Hago Zorg BV verzorgt schoonmaakdiensten in gebouwen en heeft een 'maatwerkpakket verzuimbegeleiding' met ArboAnders afgesloten. Het contract is gericht op het aanpakken en voorkomen van verzuim en het beperken van de schadelast van Hago als gevolg van verzuim van werknemers.

De aansprakelijkheid van de arbodienst is bij een langere looptijd dan zes maanden beperkt tot de laatste zes maanden met een maximum van 25.000 euro per gebeurtenis, tenzij de schade het gevolg is van opzet of grove schuld van de ArboAnders. In december 2015 raakt een werkneemster van Hago arbeidsongeschikt wegens lichamelijke en psychische klachten. Na twee jaar wordt een WIA-uitkering geweigerd omdat het UWV de re-integratie inspanningen als onvoldoende beoordeelt. Hago moet het loon nog een jaar doorbetalen. Volgens de verzekeringsarts is de werkneemster niet adequaat begeleid en heeft de bedrijfsarts geen vinger aan de pols gehouden, waardoor mogelijk kansen zijn gemist. Bezwaar tegen de loonsanctie is vergeefs. Hago stelt de arbodienst aansprakelijk voor de schade (geschat op ruim 30.500 euro).

Richtsnoer bij beoordelen van handelen

De rechtbank beoordeelt of ArboAnders bij de verzuimbegeleiding de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen en – in het verlengde daarvan – of de bedrijfsarts heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. De overeenkomst verwijst naar de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter, hetgeen een richtsnoer geeft bij de beoordeling van dit handelen, net als de eisen die de NVAB aan bedrijfsartsen stelt. Het gaat in de kern om de vraag of de bedrijfsarts voldoende heeft gedaan om de aanvullende medische behandeling van de werkneemster van de grond te krijgen.

Bedrijfsarts geeft onvoldoende invulling

De bedrijfsarts heeft 30 augustus 2017 met de werkneemster of haar zoon gesproken over het starten van de geadviseerde aanvullende behandeling. Er zou zijn toegezegd dat zij daadwerkelijk met de behandeling zou beginnen. De bedrijfsarts heeft tot in november 2017 noch met werkneemster zelf noch met haar huisarts contact gehad over de voortgang. Hij heeft, na het gesprek met haar zoon, er kennelijk op vertrouwd dat de behandeling was gestart. Volgens de rechtbank heeft de bedrijfsarts aldus onvoldoende invulling gegeven aan de op hem rustende taak. Daarbij speelt een rol dat in de overeenkomst staat, dat de bedrijfsarts iedere zes weken contact moet onderhouden met de zieke werknemer, hetgeen niet is gebeurd.

Moeilijk om cirkel te doorbreken

De werkneemster heeft taalproblemen en psychische klachten, waardoor het moeilijk voor haar is om “een cirkel te doorbreken”. Dat had aanleiding moeten zijn, om het aanbevolen behandeltraject beter in de gaten te houden. De bedrijfsarts heeft twee maanden de voortgang van het re-integratietraject niet bewaakt en een te weinig actieve inzet getoond. Hij is daarmee tekort geschoten in zijn zorgplicht. De arbodienst beroept zich op de exoneratieclausule. De rechtbank acht dit beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De vordering wordt toegekend. Het bedrag moet nader worden onderbouwd.

Auteur: mr. ing. R.O.B. Poort van Bureau Poort.

Bron: Rechtbank Leeuwarden, 27 februari 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:754