De Nederlandse overheid moet bezuinigen. Hiervoor wordt onder meer gekeken naar kansen op het gebied van publieke inkoop, goed voor €116 miljard in 2023.
De Rijksinkoopsamenwerking (RIS) heeft onderzoekers van het Utrecht University Centre for Public Procurement (UUCePP) gevraagd om een onderzoek uit te voeren dat zich richt op prijsmodellen in relatie tot eventuele bezuinigingen op inkoopuitgaven.
Beste prijs-kwaliteitverhouding niet altijd geschikt
In het onderzoeksrapport staat dat Nederland momenteel Europees koploper is op het gebied van aanbesteden op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding (BPKV). Dat terwijl deze vorm niet altijd geschikt is, doordat deze aanbestedingen complex zijn of zelfs averechts uit kunnen pakken.
BPKV's leiden niet altijd tot een betere prijs-kwaliteitverhouding, beargumenteren de onderzoekers. Dat komt mede doordat dit een wettelijke verplichting is waarvan alleen gemotiveerd afgeweken mag worden.
Honderden miljoenen besparen
Uit het onderzoek blijkt dat een verschuiving van 5 tot 10% van het standaardgebruik van de beste prijs-kwaliteitverhouding (BPKV) naar aanbestedingen op basis van de laagste prijs (LP) kan leiden tot jaarlijkse besparingen van €255 tot €561 miljoen.
Deze besparingen gelden met name voor 'eenvoudigere aanbestedingen', waarbij de kwaliteit tussen leveranciers nauwelijks verschilt. Kantoorartikelen en standaard onderhoudswerkzaamheden worden hierbij als voorbeeld genoemd.
Publieke inkoopdata toegankelijk maken
Een andere manier waarop de overheid flink kan besparen bij aanbestedingen, is door middel van betere toegankelijkheid van publieke inkoopdata. Door meer transparantie en het gebruik van een nationale dataspace voor overheidsopdrachten – een centrale plek voor het ontsluiten van inkoopdata – kunnen aanbestedende diensten leveranciers gerichter en effectiever met elkaar laten concurreren, vaker samen inkopen, beter leren van elkaar en vaker corruptie of vriendjespolitiek voorkomen.
De onderzoekers ramen het jaarlijkse besparingspotentieel hiervan op €140 tot €465 miljoen.
Bron: Universiteit Utrecht