‘In onze branche werken we steeds duurzamer’, begint Pim Hilgerdenaar, chef de mission bij Crohill. ‘We worden ons bewuster van wat we achterlaten als ons werk erop zit. En dat is goed nieuws.’
In de rest van zijn blog deelt hij zijn inzichten over het groeiende aantal duurzame initiatieven binnen de branche.
Chemische stoffen
‘Stoffen met enge namen als butylglycol, fosforzuur en natronloog doen bij veel schoonmaakbedrijven en hun klanten alarmbellen rinkelen. Ze zien giftige dampen voor zich en waarschuwingstekens op verpakkingen. Dus kan dat niet goed zijn. Niet voor de mensen, niet voor het milieu. En in de zoektocht naar duurzame alternatieven slaan ze schoonmaakproducten die negatieve associaties oproepen liever over. In aanbestedingen zie je die wens steeds vaker terugkomen.
Nu beweer ik niet dat chemie niet gevaarlijk kan zijn. Maar dat is het pas als je er onverstandig mee omgaat. Dat waarschuwingstekentje staat er omdat je je aan voorschriften moet houden, zoals niet drinken. Zolang je de voorschriften volgt, is er niks aan de hand. En chemie is zeker niet per definitie milieubelastend. Alle schoonmaakmiddelen die wij in Nederland gebruiken, voldoen aan strenge Europese richtlijnen: dat betekent dat alle schoonmaakmiddelen in Nederland 100% afbreekbaar moeten zijn. Oftewel, ze worden opgenomen door de natuur. Het zijn geen PFAS of microplastics die voor altijd in het milieu blijven.
Chemofobie
De Nederlandse Vereniging van Zeepfabrikanten noemde het ooit chemiefobie. Dat bestaat. Ook in ons vak. En daar spelen veel producenten op in. Met schoonmaakproducten waarvan de chemische werking zo verdund wordt dat er geen waarschuwingstekentje meer op de verpakking hoeft. Met claims die helaas niet kloppen, want verdunde wondermiddeltjes bestaan nu eenmaal niet. Maar als niemand zich erin verdiept, is het makkelijk scoren.
Duurzame reinigingsmiddelen
Iedereen die mij kent weet dat ik een groot voorstander ben van duurzame reinigingsmiddelen. Wat mij betreft werken we alleen nog met producten die ecologisch goedgekeurd zijn, dus waarbij de aarde centraal staat tijdens het hele productieproces.
Ik ben ook een voorstander van goed werk leveren. Als je reinigingsmiddelen te veel verdunt, klinkt dat misschien wel duurzaam, maar gaat dat ten koste van de schoonmaker. Die moet namelijk harder boenen en vaker schoonmaken, terwijl de werkdruk al heel hoog is. Die krijgt blessures of klachten, komt misschien wel ziek thuis te zitten en kan geen goede kwaliteit meer leveren. Er is dus niks duurzaams aan verdunnen.
Weten wat je doet
Schoonmaken is een vak: je moet weten wat je doet en waarmee. Als we ons beter verdiepen in de producten waarmee we werken, wat bijvoorbeeld de werkzame ingrediënten zijn, hoe die werken en hoe ze worden opgenomen in het milieu, kom je er achter dat de angst voor chemie nergens voor nodig is. Dat niemand daarbij gebaat is, behalve de producent van producten die op die angst inspelen. De opdrachtgever niet, het milieu niet, en zeker de schoonmaker niet, want die moet nog meer fysieke arbeid leveren om resultaat te behalen.’
Dit artikel is gesponsord door Crohill.