Het PSO-keurmerk (Prestatieladder Socialer Ondernemen) werd in 2012 geïntroduceerd, maar de oorsprong ligt in 2008. Kampstra vertelt: ‘Twee ambtenaren van de gemeente Amsterdam zagen dat social return-verplichtingen in aanbestedingen vaak een ongewenst neveneffect hadden: zodra een contract afliep, verloren kwetsbare medewerkers hun baan. Bovendien telden bestaande medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt niet mee bij nieuwe aanbestedingen, waardoor werkgevers telkens nieuwe mensen moesten aannemen. Dit draaideur-effect leidde tot onzekerheid voor juist die mensen die stabiliteit nodig hebben.’
Samen met TNO ontwikkelde PSO-Nederland een systeem dat werkgevers beloont voor reeds geleverde prestaties. Kampstra: ‘Het PSO-certificaat waardeert organisaties die structureel mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst hebben. Inmiddels zijn er ruim 1.800 ondernemingen gecertificeerd, waarvan 82 uit de schoonmaakbranche – een aanzienlijk aandeel.’
Creatief zijn
Volgens Kampstra is de schoonmaakbranche bij uitstek geschikt voor sociaal ondernemen. ‘De branche had al vroeg te maken met arbeidsmarktkrapte en moest creatief zijn in het aantrekken van personeel. Daardoor is men eerder gaan kijken naar mensen met een ondersteuningsbehoefte.’ Daarnaast speelt de aanbestedingspraktijk een rol: schoonmaakbedrijven doen vaak mee aan publieke aanbestedingen, waarin social return een verplichting is. ‘Met een PSO-certificaat kunnen bedrijven aantonen dat ze al sociaal ondernemen, wat leidt tot een korting op die verplichting.’
De Goede van Proschoon bevestigt dat. ‘Voor ons was het PSO-certificaat een bevestiging van wat we al deden. We komen voort uit een sociale werkvoorziening en zijn per definitie een sociale onderneming. Maar het certificaat helpt om dat ook zichtbaar te maken.’
Mensen groeien
De Goede ziet de schoonmaak als een branche die van nature inclusief is. ‘We werken al decennialang met mensen uit verschillende culturen, met uiteenlopende achtergronden. Het is laagdrempelig werk, waarin je relatief eenvoudig taken kunt aanpassen aan de mogelijkheden van mensen.’ Hij noemt het een verrijking: ‘Ik zie mensen groeien, zelfredzaam worden en trots zijn op hun werk. Dat is waar ik het voor doe.’
Ook Kampstra ziet dat schoonmaakbedrijven vaak vooroplopen. ‘Ze zijn gewend om met aanbestedingen te werken en hebben geleerd dat sociaal ondernemen loont. Het PSO-certificaat helpt hen om dat ook aantoonbaar te maken.’
Vier treden
Het PSO-certificaat kent vier treden: basis, trede 1, 2 en 3. Daarnaast is er het PSO 30+- certificaat, voor organisaties waarbij minimaal dertig procent van het personeelsbestand bestaat uit mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De beoordeling bestaat uit een kwantitatief deel (hoeveel mensen met afstand zijn er in dienst, direct en via leveranciers) en een kwalitatief deel (hoe wordt er met deze mensen omgegaan, is er begeleiding, zijn leidinggevenden toegerust?).
Een onafhankelijke auditor controleert de gegevens over een peiljaar. Het certificaat is vervolgens twee jaar geldig. ‘We zien dat organisaties zich bijna allemaal laten hercertificeren’ zegt Kampstra. ‘Dat toont aan dat het geen eenmalige actie is, maar een structurele keuze.’
Ik zie mensen groeien, zelfredzaam worden en trots zijn op hun werk. Dat is waar ik het voor doe.”
Veelvoorkomende misverstanden
De Goede is het gewend om te werken met, zoals hij dat noemt, collega’s die wat meer ondersteuning nodig hebben. Hij zou niet anders willen. Toch zorgt het nog wel eens voor misverstanden. De Goede noemt het voorbeeld van opdrachtgevers die vragen of zijn medewerkers wel een rijbewijs hebben. ‘Onbekend maakt onbemind. Mensen hebben vaak een verkeerd beeld van wat een afstand tot de arbeidsmarkt betekent. Wij noemen ze gewoon collega’s.’
Een ander misverstand is dat sociaal ondernemen ‘erbij’ kan. ‘Je moet je organisatie erop inrichten’, zegt De Goede. ‘Een leidinggevende die al tachtig mensen aanstuurt, kan niet ook nog eens iemand begeleiden die extra aandacht nodig heeft. Gebruik dan de subsidie waarvoor die bedoeld is: neem extra mensen aan voor begeleiding.’
Ook Kampstra ziet dat sommige organisaties onderschatten wat sociaal ondernemen vraagt. ‘Het is niet alleen een kwestie van aantallen. Je moet ook zorgen voor een veilige, ondersteunende werkomgeving. En dat kost tijd en energie.’
Opnieuw kansen geven
Als schoonmaakorganisaties willen voldoen aan de eisen die gesteld worden aan het PSO-certificaat, moeten ze meer doen dan enkel het afvinken van een lijst met vereisten. Het brengt een aantal uitdagingen met zich mee. Zoals het voldoen aan de norm van het aantal medewerkers. Kampstra: ‘Sommige mensen hebben tijdelijk een afstand tot de arbeidsmarkt. Als ze eenmaal een paar jaar werken, telt dat niet meer mee voor de score. Dus moet je steeds opnieuw mensen kansen geven.’ Daarnaast is de administratie een struikelblok. ‘Je moet bewijslast kunnen aanleveren: uitkeringsdocumenten, officiële verklaringen. Als je dat niet goed hebt georganiseerd, kost het veel tijd.’
De Goede wijst op de noodzaak van intrinsieke motivatie. ‘Waarom wil je sociaal ondernemen? Als het alleen is om mee te kunnen doen aan Europese aanbestedingen, dan mis je de essentie. Het moet gaan om mensen, om ontwikkeling, om begeleiding.’
Ruimte voor doorontwikkeling
Zowel Kampstra als De Goede zien ruimte voor doorontwikkeling van het PSO-certificaat. De Goede pleit voor een PSO 80+-certificaat voor organisaties die hun hele bedrijfsvoering hebben ingericht op sociaal ondernemen. ‘Dan weet je zeker dat het niet alleen om een paar medewerkers gaat, maar om een fundamentele keuze.’
Kampstra erkent die behoefte. ‘We toetsen nu vooral op inclusiviteit, maar niet op bedrijfsvoering. Dat zou een volgende stap kunnen zijn. We kijken continu naar wat er leeft in de markt, bij opdrachtgevers, bij het Rijk. Maar het moet wel uitvoerbaar blijven.’ Een andere wens is om het keurmerk meer te verankeren in de dagelijkse praktijk. ‘Nu meten we gegevens over een peiljaar en geven we een certificaat voor twee jaar. Maar inclusie is geen project, het moet onderdeel zijn van het DNA van een organisatie.’
Ik kom nog steeds directeuren tegen die niet weten wat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt zijn. Dat is schrijnend. ”
Aanpassingen doen
De Goede hoopt dat meer organisaties hun ogen openen. ‘Ik kom nog steeds directeuren tegen die niet weten wat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt zijn. Dat is schrijnend. Er zijn zoveel mogelijkheden, maar je moet wel willen.’ Hij pleit voor bewustwording én actie. ‘Gebruik de subsidie voor een extra begeleider en niet voor andere zaken. Richt je organisatie in op ondersteuning. En wees bereid om aanpassingen te doen.’
Kampstra deelt die wens. ‘Ik hoop dat we ooit in een situatie komen waarin het PSO-certificaat overbodig is. Dat sociaal ondernemen de norm is. Tot die tijd is het onze taak om het kaf van het koren te scheiden en de echte sociale ondernemers een podium te geven.’








